De zondag ochtend is voor mijn partner en mij vaak een ochtend waarop we het echt rustig aan doen, alle ruimte ook om te praten. Over wat in ons leeft, over wat er om ons heen speelt, over wat ons bezighoudt. Tijdens het praten voel ik een stagnatie, ik kan mijn vinger er niet op leggen. Het is alsof we twee verschillende talen spreken, voor mij voelt het of we de connectie met elkaar niet kunnen maken. Ik word overspoelt door een sterk gevoel van verdriet, ik deel het niet. Ik stop deze weg, diep van binnen en ondertussen probeer ik om te blijven praten en doe mijn best het gevoel van eenzaamheid te negeren.
Na het eten ga ik ervoor zitten om voor een aantal dagen het eten te verzinnen en een boodschappenlijstje samen te stellen, de zondagmiddagen besteden we meestal aan weekboodschappen doen omdat het dan rustiger is in de supermarkten. Mijn partner gaat de hond uitlaten, zodra hij de deur dicht doet en de tuin uitloopt voel ik hoe het weggestopte gevoel van verdriet en eenzaamheid zich met één ferme klap naar buiten werkt. Ik kan niet anders dan er nú aandacht aan geven, dus open ik een ander kladblok en ga schrijven.
Een stroom aan woorden buitelt in mijn hoofd, een stroom aan verdrietige gevoelens wervelt door mij heen, een deken van eenzaamheid om mijn schouders. Ik adem rustig in en uit, het is wat het is. Ik rouw nog steeds om de delen van mijn partner die ik mis en soms ben ik ook verdrietig om de ‘nieuwe’ partner waar ik mijn weg niet goed mee kan vinden.